top of page

Land van oorsprong: Polen.

Datum van publicatie van de geldige standaard: 07-08-1998.

Gebruik
Gemakkelijk in de omgang, werkt als herdershond en waakhond. Overgeplaatst naar het leven in de stad is hij een zeer goede gezelschapshond.

Klasse indeling: Groep I Herdershonden en veedrijvers.

Sectie Herdershond.

Zonder werkproef.

Algemeen voorkomen
De Poolse herder van de laagvlakte is een middelgrote hond, gedrongen, sterk, gespierd met een lange en dichte vacht. Zijn goed verzorgde vacht geeft hem een aantrekkelijk en interessant uiterlijk.

Belangrijke verhoudingen: De schouderhoogte verhoudt zich tot de lichaamslengte als 9:10. De lengte van de schedel en die van de snuit staat tot elkaar als 1:1; de snuit mag evenwel iets korter zijn.

Gedrag en karakter
Levendig maar beheerst, is hij waakzaam, oplettend, intelligent, goed van begrip en begiftigd met een goed geheugen. Hij is bestand tegen ongunstige weersomstandigheden.

Hoofd
Middelmatig van grootte, in verhouding, niet te grof. Het uitstaande haar op voorhoofd, wangen en kin doen het hoofd zwaarder lijken dan het in werkelijkheid is.

Schedel
Middelmatig breed, licht gewelfd. De voorhoofdgroef en achterhoofdsknobbel zijn voelbaar.

Stop
duidelijk aangegeven.

Gezicht

Neus
zo donker mogelijk met betrekking tot de kleur van de vacht. Neusgaten wij open.

Snuit
krachtig, stomp, de neusrug is recht.

Lippen
goed aangesloten, de randen dezelfde kleur als de neus.

Kaken/ tanden
Sterke kaken, sterke tanden, scharend of tang.

Ogen
Middelgroot, ovaal, niet uitpuilend, hazelnootkleurig, met een levendige en doordringende blik. De randen van de oogleden zijn donker.

Oren
Hangend, tamelijk hoog aangezet, middelmatig van grootte, hartvormig, breed aan de basis; de voorste rand ligt tegen de wang; oplettende oren.

Hals
Middelmatig lang, sterk, gespierd, zonder keelhuid, eerder horizontaal gedragen.

Lichaam

Silhouet
eerder rechthoekig dan vierkant.

Schoft
duidelijk waarneembaar.

Rug
vlak, sterk gespierd.

Lenden
breed, stevig

Croupe
kort, licht aflopend.

Borst
diep, matig breed, de ribben voldoende gewelfd, niet vlak of ronde.

Buik
vertoont een elegante welving naar achteren.

Staart

• Bij de geboorte kort of halflang, zeer kort gecoupeerde staart.

• Niet gecoupeerde staart vrij lang en overvloedig voorzien van haren. In rust hangt de staart naar benden. Is de hond levendig, dan wordt de staart vrolijk boven de rug gedragen, maar is nooit sterk gekruld of op de rug rustend.

• Staart van gemiddelde lengte die niet is ingekort op veerschillende manieren gedragen.

Ledematen

Voorste ledematen
van voren en in profiel gezien vertikaal en recht. Evenwichtige stand dankzij een sterk skelet.

Schouder
breed, matig lang , schuin, goed aangesloten, krachtig bespierd .

Middenvoeten
Iets schuin ten opzichte van de onderarm.

Voorvoeten
Ovaal, tenen goed gesloten en licht gebogen, voetkussentjes flink hard. Nagels kort en zo donker mogelijk van kleur.

Achterste ledematen
van achteren gezien vertikaal, goed gehoekt.

Dijen
breed, goed gespierd.

Spronggewicht
Duidelijk waarneembaar.

Achtervoeten
Compact, ovaal van vorm.

Gangwerk
soepel en uitgrijpend. Stap of draf vlak (zonder de voeten veel op te heffen). De hond gaat vaak in telgang

Huid
Strak aanliggend, zonder een enkele plooi.

Vacht
Heel het lichaam is bedekt met een droge dichte vacht, dik, en overvloedig; de ondervacht is zacht. Zowel recht als licht golvend haar is acceptabel. De haren die van het voorhoofd naar benden vallen bedekken de ogen op een karakteristieke manier.

Kleur
alle kleuren en aftekeningen zijn toegestaan.

Maat
Schofthoogte: reuen: 45 – 50 cm.
42 – 47 cm.

De hond moet het type van een werkhond behouden en mag daarom ook niet onder de minimum maat van de standaard komen. Hij mag niet te teer zijn of te fijn gebouwd.

Fouten
Alles wat afwijkt van het voorgaande moet als fout beschouwd worden die bestraft zal worden naar mate de ernst van de afwijking.

bottom of page